Onderzoeksrapportage pilot West Brabant (2017)

In de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda heeft men ervaring opgedaan met het benoemen van gedragsdeskundigen als bijzonder curator. Het in dit rapport beschreven pilotonderzoek betreft een exploratief onderzoek naar de inzet, werkwijze en opbrengsten van de bc/gd innen de rechtbank ZWB/Breda. Het onderzoek evalueert het traject bc/gd van benoeming tot eindbeschikking. Centraal staat hoe vanuit de verschillende invalshoeken (bc/gd’s zelf, rechters, ouders en kinderen) de werkwijze en randvoorwaarden worden gewaardeerd. Het onderzoek geeft zicht op een antwoord op de vraag in hoeverre een bc/gd meerwaarde heeft ten opzichte van een bc/advocaat, en geeft ook zicht op essentiële succesfactoren en verbeterpunten.

Werkwijze

Landelijk gezien, zo blijkt uit de inventarisatie bij de rechtbanken in Nederland, is er geen standaard of uniforme werkwijze waarmee bijzondere curatoren/gedragsdeskundigen een complexe scheidingszaak benaderen. Binnen de pilot bc/gd in de rechtbank ZWB/ Breda is als werkwijze triangulatie gehanteerd. Middels deze methode wordt informatie van diverse bronnen (ouders, kind, derden, eventuele onderzoeksrapporten) verzameld en gewogen om zo een beeld te krijgen van de interactiepatronen in het (gezins)systeem en van welke oplossing, bijvoorbeeld over het verzoek van een van de ouders om wijziging in de omgangsregeling of verhuizing, in het belang is van het kind.

Van de gesprekken met de betrokken ouders en kinderen worden gespreksverslagen gemaakt waarop de ouders of kinderen mogen reageren en die de bc/gd gebruikt bij het opstellen van zijn analyse. Dit verslag gaat ook als bijlage naar de rechter. Op basis van de door de bc/gd geconstateerde interactiepatronen in het (gezins)systeem gaat de bc/gd de dialoog aan met betrokkenen over de gevolgen van deze interacties voor het kind. Tijdens deze gesprekken wordt in kaart gebracht welke oplossingen nodig en mogelijk zijn in het belang van het kind.

Tijdbesteding

Gemiddeld duurt een bc/gd-traject in Breda vanaf benoeming tot en met eindverslag 14 weken. Tussen ontvangst van het eindverslag en de eindbeschikking door de rechtbank zit vervolgens 19,5 weken. De bc/gd’s besteden gemiddeld 19,5 uur aan een zaak (exclusief reistijd). De meeste tijd wordt besteed aan verslaglegging. Aan de tussentijdse gespreksverslagen en het eindverslag samen besteedt de bc/gd 8,4 uur per zaak. Aan gesprekken met het kind of ouders, de op een na grootste post, besteedt de bc/gd 6,5 uur per zaak. In alle zaken is met de moeder gesproken, in 4 zaken is níét met de vader gesproken. Per ouder is circa 2,5 uur contact geweest. 113 van de in totaal 116 betrokken kinderen zijn door de bc/gd gesproken of (met name bij de jongste kinderen) gezien. Per kind was er gemiddeld 57 minuten contact over 1,4 contactmomenten.

 

Vergoeding

De toevoegingsvergoeding die bijzondere curatoren ontvangen is € 739,27 per zaak. Voor de bc/gd’s is de vergoeding te schraal ten opzichte van de tijdsinvestering. Voor enkele bc/gd’s is dit reden geweest hun werk als bc/gd tijdelijk stop te zetten, of ervoor te kiezen om nog maar één bc/gd-zaak tegelijk te draaien. Op een na twijfelen aan het eind van de pilot alle bc/gd’s of zij daadwerkelijk het bc/gd-schap zullen voortzetten. Verreweg de meeste bc/gd’s noemen een marktconforme vergoeding als belangrijke randvoorwaarde. Ook wil men graag voldoende tijd om de zaak te behandelen. De doorlooptijd van de bc/gd-trajecten is gemiddeld een kleine 1,5 maand langer dan de richtlijnen die daartoe zijn opgesteld in het ‘Werkproces benoeming en verslaglegging bijzondere curator op grond van artikel 1:250 BW’. Ouders en kinderen zijn van mening dat de doorlooptijd te lang is – niet alleen de doorlooptijd bij de bc/gd zelf, maar ook de wachttijden bij de rechtbank daarna.

 

De bc/gd en bc/advocaat vergeleken

Wat onderhavig onderzoek aan cijfers laat zien is dat partijen in zaken met een bijzondere curator/gedragsdeskundige vaker tot overeenstemming komen over het geschil (n = 30; 57%) dan in zaken met een bijzondere curator/advocaat (n = 4; 22,5%). Het gevonden verschil is echter gebaseerd op kleine aantallen; bovendien komen de bc/gd- en de bc/ advocaat-zaken niet 100% overeen. Een opvallend groot verschil betreft de mate waarin ouders het eens zijn over de inzet van een gezamenlijk hulpverleningstraject. In de bc/gd-zaken bestaat bij tussenbeschikking in 17 zaken (32,5%) overeenstemming over een gezamenlijk hulpverleningstraject. Bij de bc/ advocaat-zaken is dit in 1 zaak (6%) het geval. Sowieso omvat het advies van de bc/gd in veel zaken een hulpverleningstraject. De bc/ gd stelt het concrete advies over het geschil (bijvoorbeeld betreffende een wijziging van de omgangsregeling) dan uit, in afwachting van de opbrengsten van dit hulpverleningstraject. De bc/advocaat adviseert ook relatief vaak hulpverlening (bijvoorbeeld: ‘Het zou goed zijn als Kinderen uit de Knel gevolgd gaat worden’), maar formuleert het hulpverleningsadvies als een bijkomend advies náást het concrete advies aangaande het geschil (zoals: ‘Twee keer in de week omgang met vader’). De rechter volgt het advies over het geschil van de bc/advocaat relatief vaak op en adviseert ten aanzien van het hulpverleningstraject (in de eindbeschikking staat bijvoorbeeld: ‘Het is verstandig als ouders of kinderen ook het advies van de bijzondere curator over het hulpverleningstraject opvolgen’). Als indirecte maat voor het welbevinden van de kinderen wordt beschouwd de mate waarin ouders tot overeenstemming komen.

Eind mei 2016 (einde dataverzameling) zijn de uitkomsten van de 17 hulpverleningstrajecten in de bc/gd-zaken nog onbekend. Mochten partijen in deze zaken inderdaad vaak tot overeenstemming komen aangaande het geschil, dan spreekt dat voor de bc/gd. Tegelijkertijd is de vervolgvraag legitiem of de rechters zelf ook direct hulpverlening hadden kunnen adviseren en of een tussenliggend bc/gd-traject daadwerkelijk nodig was om bij ouders een opening te creëren voor hulpverlening. De doorlooptijd bij de bc/gd is een kleine 1,5 maand langer dan de doorlooptijd bij de bc/advocaat. De gemiddelde tijdsinvestering in uren is bij de bc/advocaat niet nagegaan.

Tevredenheid rechters, ouders en kinderen

De onderzoeksresultaten laten zien dat zeker de rechters over het algemeen tevreden zijn over de bijzondere curator/gedragsdeskundige. Alle rechters (n = 9) zeiden aan het einde van de pilot een duidelijke meerwaarde te zien van de bc/gd ten opzichte van de bc/ advocaat in complexe scheidingssituaties. De gedragsdeskundigen hebben volgens hen beter oog voor wat van essentieel belang is voor de kinderen omdat zij aandacht hebben voor de ontwikkelingsfase van het kind en in de analyse brengt de gedragsdeskundige volgens de rechters beter naar voren wat de wijze van interactie van de ouders voor impact heeft op het kind. De confrontatie daarmee doet ouders vaak openstaan voor verandering. Ook zien rechters dat gedragsdeskundigen meer gericht adviseren over bepaalde hulpverlening dan advocaten. Enkele rechters geven overigens aan dat er ook advocaten zijn met de genoemde expertise. Als nadeel van een gedragsdeskundige als bijzondere curator wordt genoemd dat deze juridische kennis ontbeert. Deze kennis is in opleiding en nadere methodeontwikkeling bij te brengen. Een bc/gd kan echter geen verzoeken indienen bij de rechtbank. In zaken waarbij namens de minderjarige een verzoek dient te worden ingediend, is dus een samenwerking met een advocaat alsnog nodig. Dat kan bijvoorbeeld door in de poule bijzondere curatoren waarmee de rechtbank werkt ook een (bc/)advocaat beschikbaar te hebben die tevens als juridische vraagbaak voor de gedragsdeskundigen kan fungeren. Ook 78% van de 23 geïnterviewde ouders en ruim 75% van de 14 kinderen bij wie het bc/ gd-traject is geëvalueerd, is tevreden met het bc/gd-traject. Deze ouders en kinderen kunnen niet de vergelijking maken met een bc/ advocaat-traject. We weten daarom niet of zij meer of minder tevreden zijn met de bc/gd dan dat zij met een bc/advocaat zouden zijn geweest. Doelrealisatie kan (nog) niet worden vastgesteld Of de doelen van het bc/gd-schap wat betreft een vergroot welbevinden van de kinderen en minder conflicten tussen ouders behaald worden, is vooralsnog onzeker. Dit onderzoek betrof immers een ontwikkelonderzoek en geen effectonderzoek. In het onderzoek is wel nagegaan of er enige indicatie is voor doelrealisatie. Op grond van de onderzoeksresultaten kan echter niet worden vastgesteld dat het conflict tussen ouders daadwerkelijk is verminderd en dat het welbevinden van de kinderen is toegenomen na afronding van het bc/gd-traject. Gemiddeld gezien rapporteren zowel ouders als kinderen (zelfrapportage) geen grote veranderingen. Het aantal geïnterviewde ouders en kinderen is beperkt, waardoor bescheidenheid in de interpretatie van de onderzoeksresultaten op zijn plaats is. Mogelijk kan met een groter aantal respondenten en een langere nametingsperiode op termijn meer over doelrealisatie worden gezegd. In de voor onderhavig onderzoek beschikbare meetperiode is in relatief veel zaken de einduitspraak van de rechter nog niet geweest.  

Download via deze pagina het complete onderzoeksrapport