Bijzonder curator is geen hulpverlener

De rechter heeft een verzoek van een vader tot benoeming van een Bijzondere Curator afgewezen omdat deze naar het oordeel van de rechter oneigenlijke argumenten gebruikte en er ook geen sprake was van een situatie die dat gelet op de positie van het kind in deze vechtscheiding dat noodzakelijk maakt.

Bij deze beoordeling wordt voorop gesteld dat voor de benoeming van een bijzondere curator slechts aanleiding bestaat indien in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarigen de belangen van de met het gezag belaste ouder(s) in strijd zijn met die van de minderjarigen. Uit de overgelegde stukken en uit hetgeen is besproken op de mondelinge behandeling blijkt evenwel dat (nog steeds) en voornamelijk sprake is van een heftige en niet aflatende strijd tussen de ouders en van ernstige communicatieproblemen tussen hen waarvan de kinderen last hebben, maar dat hierdoor daarnaast sprake is van strijd tussen de belangen van de ouders of een van hen enerzijds en die van de minderjarigen anderzijds, is niet komen vast te staan. Naar het oordeel van het hof kan het verzoek van de vader tot benoeming van een bijzondere curator niet worden losgezien van voormelde strijd en communicatieproblemen tussen de ouders. Een dergelijke strijd valt evenwel niet onder het bereik van artikel 1:250 BW. Daarbij komt nog dat de bijzondere curator met name tot taak heeft de vertegenwoordiging van de minderjarigen in en buiten rechte. De bijzondere curator is geen maatschappelijk werker of vertrouwenspersoon, maar treedt slechts op in een bepaalde concrete situatie, waarbij zijn taak door de rechter steeds concreet en expliciet dient te worden omschreven. Zijn benoeming heeft dus niet tot doel het verlenen van (langdurige en/of gezinsbrede) hulpverlening.

Het hof merkt daarnaast nog op dat in het onderhavige geval niet het gevaar bestaat dat de belangen van de kinderen in de procedure niet of onvoldoende voor het voetlicht worden gebracht en dat de stem van de kinderen niet (voldoende) wordt gehoord. De kinderen staan immers onder toezicht van de GI. Tot de taken van de GI behoort dat zij zich in de procedure over de omgangsregeling rekenschap geeft van de belangen van de kinderen en hun belangen in deze procedure naar voren brengt en daarbij - op een voor de kinderen veilige manier - ook aandacht schenkt aan de stem van de kinderen, eventueel door het aanstellen van een tweede jeugdbeschermer die zich uitsluitend richt op de behartiging van hun belangen.

 

Lees hier de hele uitspraak waarin de achtergrond en motivering in is opgenomen.